zaterdag 24 mei 2008

Giuseppe Verdi's Falstaff in een uitvoering door de Welsh National Opera op BBC Radio 3 — zaterdagavond 24 mei

De laatste opera van Giuseppe Verdi
Zaterdag 24 mei, 's avonds tussen 19:30 uur en 22:00 uur presenteert de Britse zender BBC Radio 3, in het programm Opera on 3, Falstaff uit 1893 van Giuseppe Verdi (1813-1901). Het betreft een uitvoering door de Welsh National Opera; koor en orkest van dat muziektheaterinstituut worden gedirigeerd door Carlo Rizzi. Het is de laatste van de achtenentwintig opera's die Verdi in de loop van 55 jaar heeft gecomponeerd.
De in deze opera lachend gepresenteerde uitsmijter van Sir John Falstaff luidt: "Tutti nel mondo è burla" — Alles op aarde is een klucht.

Lyrische komedie
Falstaff is een lyrische komedie in drie bedrijven — met elk twee scènes — op een libretto van Arrigo Boito [1]. Deze heeft als uitgangspunt de Shakespeare-komedie The Merry Wives of Windsor [2], aangevuld met enkele aspecten van de persoon Falstaff uit de beide delen van Henry IV, van dezelfde grootmeester van het Engelse theater, rond 1600.
Voordat Verdi zich over deze literaire stof heeft gebogen, had de figuur Falstaff reeds in 1834 zijn intrede gedaan op het Italiaanse operatoneel (te Milaan), in La gioventà di Enrico V van Saverio Mercadante (1795-1870), op basis van Shakespeare's Henry IV. Toch is het niet deze opera geweest, die Verdi op het idee heeft gebracht zich te buigen over het thema Falstaff, maar Die Lustigen Weiber von Windsor (1849) van de Duitse componist Otto Nicolai (1810-1849) [3]. In de lente van 1849, kort na de eerste uitvoering van Nicolai's opera, heeft Verdi ook dit thema overwogen voor een tekst, die geschikt zou zijn voor een muziekdrama voor San Carlo in Napels. Doch pas dertig jaar na dato, in 1879, toen Verdi in aanraking was gekomen met Arrigo Boito, kwam het plan aanvankelijk weer ter tafel, maar werd eerst weer terzijde geschoven toen de componist het besluit had genomen zich eerst met het Otello-thema bezig te houden. Begin 1889, toen Verdi zich in het werk van de toneelschrijver Carlo Goldoni (1707-1793) verdiepte, kwam Boito met de eerste versie van Falstaff, en in maart 1890 leverde hij het afgeronde libretto. Verdi was zo enthousiast dat hij in de erop aansluitende weken direct de muziek voor het hele eerste bedrijf heeft geschreven. Er was echter steeds opnieuw sprake van onderbrekingen, en eerst in september 1891 begon Verdi met de instrumentatie [4] en precies een jaar later was de partituur gereed. Bruisend van energie heeft de bejaarde en ongeëvenaarde grootmeester van het muziekdrama zelf de leiding van de instudering op zich genomen. Dat wilde hij niet alleen in verband met de moeilijkheidsgraad van dit werk, maar tevens omdat hij de mogelijkheid wilde openhouden de productie af te gelasten, zelfs nog na de kostuumrepetitie. Deze angst had ongetwijfeld ook te maken met het feit dat hij een halve eeuw lang geen komedie had gecomponeerd. Op 9 februari is Falstaff in première gegaan, onder muzikale leiding van Edoardo Mascheroni [5], met in de rol van Sir John Falstaff de bariton Victor Maurel [6]. Het door en door verwende operapubliek van het Milanese Teatro Alla Scala was uitzinnig — van Pietro tot Enrico, van Carina tot en met Eric en Sandro.

Mijlpalen
In meer dan één opzicht is Verdi's Falstaff een heel bijzondere mijlpaal in de geschiedenis van het fenomeen opera geworden. Hoewel dit muziekdrama veelal wordt beschouwd als Verdi's topstuk, heeft het niet de frequentie qua opvoeringen mogen beleven, hetgeen voornamelijk te maken heeft met de enorme problematiek rondom het creëren van een ensemble en de extreem hoge eisen die worden gesteld aan de repetities.
Diverse technische aspecten van deze opera wijken af van de tot dan gebruikelijke vorm. De zanger van de titelrol moet weliswaar twee schitterende monologen presenteren, toch krijgt hij relatief weinig kans zich vocaal in den brede te uiten, en de prima donna, die in de huid van Alice Ford moet kruipen, heeft zelfs geen enkele aria, en dan haar jaloerse echtgenoot: zijn briljante monoloog kan slechts als zodanig een dramatische werking hebben in de context. En voor de twee jonge geliefden, Nanette en Fenton, heeft Verdi de lyriek ruim baan gegeven, en de begeleidende muziek is veel minder gecompliceerd dan die voor de andere figuren. Een nuancering tot in detail, die het muzikale genie Verdi als geen ander weet aan te brengen.

Complexiteit
In tal van andere situaties lijkt de muziek zo eenvoudig, doordat alles zeer gedetailleerd bij elkaar past, geheel in de logische ontwikkeling van het drama. Toch is de partituur van Falstaff de meest gecompliceerde die de componist heeft gecreëerd. Voor de slotscène van het laatste bedrijf, Tutto nel mondo è burla, heeft Verdi voor de eerste keer in één van zijn opera's een fuga geschreven. Opvallend is tevens het verschil in metrum voor de mannelijke en de vrouwelijke zangers, die tegelijkertijd aan bod komen in de tweede scene van het eerste bedrijf. Dat daarmee dan een sfeer van uiterste verwarring wordt gesuggereerd, is precies wat er wordt vereist. In schril contrast daarmee is de transparantie van de muziek die het optreden van de elfjes in het derde bedrijf ondersteund.

Orkestratie
Deze muzikale complexiteit heeft wel enige aanpassing vereist van de toehoorders, die tot dan toe iets geheel anders waren gewend, maar de verfrissende oorspronkelijkheid in Verdi's toonkunstenaarschap op hoge leeftijd, in combinatie met zijn onaantastbare reputatie zal ongetwijfeld mede in zijn voordeel hebben gewerkt.
Het ligt in deze context tamelijk voor de hand dat al die instrumentale elementen van deze partituur-in-nieuwe-stijl eveneens hoge eisen stellen aan de orkestmusici individueel, en niet te vergeten aan het niveau van het samenspel. Een paar rustpunten heeft de componist het orkest echter gegund in de relatief talrijke gedeelten waarin de zangers zonder begeleiding hun partij zingen. Ook dat was een nieuwe ontwikkeling, althans in die bijzondere omvang.

Versie onder Carlo Rizzi
In de Garter Inn leeft Sir John Falstaff, een ouder, verarmde baron, die berucht is vanwege zijn spotzucht en zijn buikomvang. Zijn gepassioneerdheid en schelmerij zijn daaraan evenredig. Hij stuurt twee exact gelijke liefdesbrieven aan de dames Meg Page en Alice Ford, die hij met zijn charme reeds meent te hebben veroverd. Dat is de basis voor een comedy of errors.
De versie die op BBC Radio 3 te zien zal zijn — en naar we hopen niet alleen de laatste zondag van april, maar tevens in het schema dat Mezzo postuleert als gebruikelijk, de eerste week van mei nog enige keren — is een productie van de Italiaanse televisie RAI. Onder regie van Ruggero Cappuccio is Falstaff gerealiseerd in de Scala. Koor en orkest van La Scala worden gedirigeerd door Riccardo Muti. Koorleider is Robberto Gabbiani, de kostuums zijn ontworpen door Carlo Poggioli.
De rol van Sir John Falstaff wordt gezongen door Bryn Terfel, bariton. Ford wordt eveneens toevertrouwd aan een bariton, en hier is dat Christopher Perves. Een tenorstem is nodig voor de rol van Fenton, en voor die partij werd Rhys Meirion geëngageerd. Anthony Mee, eveneens tenor, heeft zich ontfermd over de rol van doctor Cajus. Nog een tenor is er nodig voor de figuur Bardolfo, en in deze Welsh versie is dat Neil Jenkins. De bas Julian Close is ingehuurd voor de rol van Pistola. Alice Ford krijgt gestalte in de sopraan (van) Janice Watson. Een lyrische coloratuursopraan moet de partij van de Ford-dochter Nanetta voor het voetlicht brengen en dat geschiedt door Clairte Ormshaw. De rol van mevrouw Quickley is weggelegd voor een mezzosopraan, die is gevonden in Anne-Marie Owens. Een tweede mezzosopraan moet de figuur invullen van Meg Page: het is Imelda Drumm geworden. De herbergier heeft een zogenaamde stomme rol, en datzelfde geldt voor Falstaffs page Robin.
__________
[1] Arrigo Boito (1842-1918) was niet alleen tekstschrijver, doch tevens componist, wiens opera Mefistofele uit 1868 als zijn hoofdwerk geldt. Gedurende zijn vriendschap met Verdi heeft hij twee libretti gerealiseerd: dat voor diens Otello en enkele jaren later dat voor Falstaff. Later heeft Boito nog meer libretti geschreven — zij het meestal onder het anagram-pseudoniem Tobia Gorrio — zoals voor La Gioconda (1876) van Amalicare Ponchielli (1834-1886). Zijn levenswerk, de opera Nerone heeft Boito nimmer voltooid, maar na zijn overlijden heeft Arturo Toscanini er een bewerking van gemaakt, in 1926 in de Milanese Scala opgevoerd.
[2] Deze komedie van William Shakespeare (1564-1616) werd voor publicatie geregistreerd in 1602, maar zal toen al enige jaren gereed geweest zijn, zodat men niet exact weet uit welk jaar dat stuk stamt.
[3] Componist Otto Nicolai had zelf de muzikale leiding van de première, in het Koninklijk Operahuis van Berlijn, op zich had genomen, op 9 maart 1849, net twee maanden voor zijn overlijden in mei van dat jaar.
[4] De instrumentatie bij Giuseppe Verdi is een hoofdstuk apart. Dirigent Francis Travis (geb. 1921) is op dat onderwerp gepromoveerd: F.I. Travis — Verdi's orchestration. Zúrich, 1956.
[5] Edoardo Mascheroni (1852-1941) was zelf tevens componist, van onder meer Lorenza (1901).Voorzijde van de Verdi-biografie van Johannes Jensen in de reeks dtv-portrait
[6] Victor Maurel (1848-1923), was een Franse bariton, die niet alleen een voortreffelijke reputatie genoot door zijn fraaie stem, doch tevens door zijn uitnemende acteerprestaties.
*****
Johannes Jansen: Giuseppe Verdi. 160 pag. met 86 kleuren en z/w illustraties; paperback in de serie dtv-portrait; Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 2000; ISBN 3-423-31042-1. Prijs oorspronkelijk € 9,— (thans alleen nog antiquarisch of als winkeldochter te verkrijgen).
____________
Afbeeldingen
1. Giuseppe Verdi-portret.
2. Portret van Arrigo Boito.
3. De bariton Victor Maurel, de allereerste Falstaff, in februari 1893.
4. Verdi vereeuwigd in zijn geboorteplaats Busetto. Bronzen standbeeld van Luigi Secchi (1853-1921), onthuld in 1913 ter gelegenheid van Verdi's honderdste geboortedag.
5. De toeschouwersruimte in het Teatro alla Scala te Milaan.
6. Bryn Terfel als Sir John Falstaff, hier met Janice Watson als Alice Ford (Foto: © Clive Barda).
7. Dirigent Carlo Rizzi (Foto: © Clive Barda).
8. Voorzijde van de Verdi-biografie van Johannes Jensen in de reeks dtv-portrait.

maandag 12 mei 2008

Mozarts Così fan tutte uit 2005 te Aix-en-Provence — Pinkstermaandagavond vanaf 22:30 uur te zien via Arte

Eenmalige uitzending
Op maandag 12 mei 's avonds om 22:30 uur, begint op Arte-televisie de uitzending van Mozarts opera Così fan tutte (o sia scuola degli amanti) — "Zo doen ze het allemaal of de school der liefhebbers", die tot 01:30 uur in de nacht op dinsdag 13 mei zal eindigen. Het betreft een opname uit 2005 van Arte France, gerealiseerd tijdens het Ros-Ribas Festival van Aix-en-Provence. Regisseur van de toen spraakmakende versie is Patrice Chéreau; de film werd gerealiseerd door Stephane Metge. De decors werden ontworpen door Richard Peduzzi; de kostuums stammen uit het brein van Moidele Bickel. De instrumentale begeleiding wordt verzorgd door het Mahler Chamber Orchestra onder leiding van Daniel Harding.
Dit stuk muziektheater over de vleselijke lusten van de mens, welke bij tijd en wijle groteske vormen kunnen aannemen, komt in een gesublimeerde versie van Patrice Chéreau voor het voetlicht in deze film die is voorzien van stereofonisch geluid. De uitzending zal worden gerealiseerd op het formaal 16:9. Arte laat weten dat het om een eenmalige voorstelling op de televisie gaat. Helaas hebben de verantwoordelijken verzuimd de namen van de belangrijkste vocale solisten te noemen. Alleen de naam van één bariton, Stéphane Degout wordt vermeld. Hij zal dan wel in de huid van Don Alfonso zijn gekropen. Er wordt in het Italiaans gezongen; de film is Duits ondertiteld.

Thema: menselijke trouw
Deze opera van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791), op een libretto van Lorenzo da Ponte (1749-1838), heeft als rode draad de menselijke trouw van en aan man en vrouw. De première werd op 26 januari 1790 — een dag vóór Mozarts vóórlaatste verjaardag — in Wenen gegeven. Heel wat klinkende namen uit de wereld van de operazangers uit die dagen stonden op de rol, zoals die van Dorothea Bussani (1763-1810) en echtgenoot Francesco (1743-1807), Louise Villeneuve en Vincenzo Calvesi. In het jaar daarop werd de eerste voorstelling in het Duits gegeven te Frankfurt am Main. Tussen dat jaar en 1941 zijn er zeker acht verschillende Duitse vertalingen gerealiseerd.
Het verhaal speelt zich af in Napels, 'ergens' in de achttiende eeuw. Twee officieren, Ferrando (tenorpartij) en Guglielmo (bariton) raken in een strijdgesprek verwikkeld met Don Alfonso (eveneens bariton) over de vraag of hun geliefden, Fiordiligi (sopraanpartij) en Dorabella (mezzosopraan) hun trouw zullen blijven gedurende hun afwezigheid. Don Alfonso waagt dit te betwijfelen en spint een intrige, daarbij geholpen door de dienster Despina (ook een sopraanpartij).
De beide heren worden vervogens voor het oog van Napels' volk in de oorlog gestuurd en komen later als oriëntaalse edellieden vermomd terug om in die hoedanigheid de dames het hof te maken. Zelfs voor een gefingeerde zelfmoord deinzen zij niet terug, als ze hun doel koste wat kost willen bereiken. Het moet er dan toch maar van komen: de huwelijksinzegening zal worden voltrokken, waarbij de dienster Despina als notaris zal optreden. Maar voordat de handtekeningen wordengezet, klinkt het signaal dat de terugkeer van de (zogenaamde) soldaten aankondigt. Zo wordt voorkomen dat het maatschappelijk-anarchistische element van de Vrije Liefde zijn loop krijgt.
Gedurende de negentiende eeuw had dit muziekdrama eigenlijk de status van miskend meesterwerk, waaraan een moraliserende tekst moest worden toegevoegd. Pas in de loop van de twintigste eeuw is door toedoen van tal van dirigenten Così fan tutte aan de vergetelheid ontrukt, en heeft men — en ook het publiek — langzaam maar zeker het grootse ervan ontdekt. Daarvoor verdienen niet alleen Gustav Mahler (1860-1911) en Richard Strauss (1864-1949), maar eveneens Karl Böhm (1894-1981) en Clemens Krauss (1893-1954) het posthuum nog dat wij onze hoed diep voor hen afnemen.
____________
Afbeeldingen
1. Dirigent Daniel Harding. (© Foto: Simon Fowler.)
2. Tekstdichter Lorenzo da Ponte.
3. Zo zag de scène met de quasi-oriëntaalse edellieden er in de versie van Götz Friedrich door de Hamburgische Staatsoper in het jublileumjaar 1977 van dat instituut (350-jarig bestaan) eruit, in een symboliserende symmetrie van het Bühnenbild (en de kostuums) van Toni Büsinger. Aldo Ceccato dirigeerde het Philharmonische Staatsorchester, en gezongen werd er door de dames Jeanette Scovotti, Hanna Schwarz, Sylvia Sass, en de heren Bernd Weikl en Rüdiger Wohlers — toen allen lid van het Hamburgse ensemble. (© Foto: Gert von Bassewitz, Hamburg; beschikbaar gesteld door de Hamburgische Staatsoper.)

donderdag 8 mei 2008

Richard Strauss' Salome in de versie van David McVicar in Londens Convent Garden — zaterdag op BBC Radio 3


Salome via de ether
Aanstaande zaterdagavond, 10 mei — tussen 19:30 uur en 21:35 uur — presenteert BBC Radio 3 in het programma Opera on 3 een gloednieuwe uitvoering van Salome, een muziekdrama uit 1905, van Richard Strauss (1864-1949) op basis van de Duitse vertaling (1903) van het toneelstuk van Oscar Wilde uit 1892, onder regie van David McVicar. Het betreft een versie, zoals gepresenteerd door the Royal Opera House. In februari is deze versie in Covent Garden in première gegaan in een totaal nieuwe aankleding, waarvan in de radio-uitzending vanzelfsprekend niets te zien zal zijn.
Koor en orkest van dat instituut worden gedirigeerd door Philippe Jordan. De drie belangrijkste rollen worden gezongen door de sopraan Nadja Michael (Salome), Thomas Moser, tenor, zingt de partij van Herodes, en de bariton Michael Volle is in deze context Jochanaan: Johannes de Doper. De resterende rolverdeling is te vinden op de site van BBC Opera on 3.

Herinneringen aan Salome-uitvoeringen
De eerste keer dat ik een directe uitvoering van de opera Salome heb meegemaakt, was in 1977 te Hamburg, toen ik aldaar enige reportages heb gemaakt naar aanleiding van het 350-jarig bestaan van de Hamburgische Staatsoper, en ik daartoe binnen enkele maanden drie keer wat langer achtereen in die Hanzestad heb doorgebracht. Het meeste gebodene was van hoog niveau, maar de dirigent van Strauss' Salome in de bewuste periode was Christof Prick, die de mogelijkheid om in een huis van dergelijke standing te mogen dirigeren helaas niet op basis van zijn kennis en kunde had verworven, maar ten gevolge van kruiwagens en protectie.

Schandelijk jegens Strauss
Het was ronduit een schandaal zoals dat Scheermes met de partituur is omgegaan. Het is niet te geloven dat zelfs in zo'n instituut iemand de kans krijgt om een groot orkest inclusief Bühnenvorgang te leiden, die kennelijk nooit de moeite heeft genomen de bedoelingen van Richard Strauss eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. Niet voor niets heeft de componist aanwijzingen gegeven dat ook enkele van zijn grote muziekdrama's met groot orkest — en hij had het dan specifiek over Salome, Elektra en Der Rosenkavalier — zo doorzichtig zouden moeten overkomen als ware de begeleiding door een kamerorkest.
Maar goed, de naam Christof Prick deed bij mij toch al geen goeds. Toen ik drie jaar eerder bij de Saarbrücker Zeitung was gedetacheerd en aldaar vrijwel elke avond in het theater — met 1.050 zitplaatsen nog een persoonlijk geschenk van Adolf Hitler aan die stad — of in de daaraan gelieerde Kammerspiele doorbracht, had ik eenmaal een symfonisch concert van het Philharmonisches Staatsorchester onder Pricks leiding meegemaakt. Hij had toen voor dat regionale publiek niet de moeite genomen zijn kleding eens aan een goede inspectie te onderwerpen: zelfs op rijen achterin werd in Saarländisch dialect gemeld dat hij zijn rok wel eens had mogen strijken. Aan het slot van het concert verdween het hele orkest langzaam van het podium opdat de Opper-IJdeltuit nog eens geheel alleen op het podium het terecht niet zo overmatige applaus in ontvangst kon nemen. Een idiote gewoonte die in Yankenland aan de overkant heel normaal schijnt te wezen, maar daar is nu eenmaal heel veel idioots de gewoonste zaak binnen de anders veeal zo intens bekrompen cowboymentaliteit.

Reacties
Een Amerikaanse dirigent vroeg me kort daarna wie in Hamburg de titelrol had gezongen en wie had gedirigeerd. Onpasselijkheid was troef toen ik de naam van het Vleesgeworden Cliché van de Eigendunk noemde. En ook was men, evenals ikzelf, niet verrukt van de gedachte dat een goede zangeres als Gwyneth Jones de rol van Salome, aan het eind van het liedje in relatief ontklede toestand optredend, had gepresenteerd. "Te oud en te dik voor die rol," luidde het commentaar.
Enfin, korte tijd daarna bood de Nederlandse televisie een opvoering uit de Opéra te Parijs onder leiding van Pierre Boulez met Teresa Stratas als Salome. Bepaald niet slecht, maar de uitzinnige superlatieven waren weer niet van de lucht, en bleken, zoals meestal het geval is, danig overtrokken en op weinig meer dan wensdenken gebaseerd. Ik moet daarvan nog een videoband hebben. Dertig jaar na dato zoiets eens weer te zien, is misschien zo dwaas nog niet.

Oscar Wilde's Salome
De mare dat niet Oscar Wilde (1854-1900), maar de actrice Sarah Bernhardt de auteur van Salome was, was een lang leven beschoren, en het is niet denkbeeldig dat zulke praatjes wellicht voor nog meer faam, ten faveure dan wel ten detrimente, hebben gezorgd. De feiten daarentegen liggen echter geheel anders. In een gesprek dat de beiden in het laatste decennium van de negentiende eeuw hadden, vroeg de actrice aan Wilde of hij voor haar een stuk wilde schrijven, en hij riposteerde dat hij dat al had gedaan. Vervolgens vertelde hij daar over zijn drama, en zij wilde onmiddellijk het manuscript lezen. Na kennisneming van de inhoud besloot ze het in Londen op te voeren. Dat was in 1892.

Ce(n)suur
Na de repetities, die direct zijn gestart, zou het stuk in het Palace Theatre in de Britse hoofdstad worden opgevoerd, doch de censor greep in en verbood Salome voordat het zover kon komen. Een jaar daarna kwam het tegelijkertijd in boekvorm uit in Frankrijk, in de oorspronkelijke door Oscar Wilde geschreven Franse versie [1], en in Engeland in de vertaling van Alfred Douglas. [2] De eerste opvoering werd op 11 februari 1892 in Frankrijk gegeven door Aurélien Lugné-Poë (1869-1940) in het Théâtre de l'Oeuvre te Parijs. Oscar Wilde kon daarbij niet aanwezig zijn omdat hij nog gevangen zat te Reading.
Hoewel de pers het stuk zeer gunstig beoordeelde en Lugné-Poë een glansrol als Herodes voor het voetlicht presenteerde, was het succes niet bepaald overmatig. In de andere culturele hoofdstad van het Europa van die dagen, Berlijn, werd het in 1901 voorgesteld en sedertdien is het stuk geruime tijd een vast onderdeel van de programmering in tal van schouwburgen op het continent gebleven. In 1905 beleefde het stuk de Londense première op 10 mei in The New Stage Club.

Inspiratie
De inspiratie voor Salome had de auteur opgedaan tijdens een langer verblijf te Parijs in 1891. In het laatste decennium van de negentiende eeuw was het Salome-gegeven een begeerd motief, vooral in de sfeer der décadence, alsmede in de beweging L'art pour l'art. Op de doeken van de schilder Gustave Moreau (1826-1898) en tevens in het verhaal getiteld Hérodias van Gustave Flaubert (1821-1880) — opgenomen in zijn Trois contes uit 1877 — is de Salome-figuur zeer geprononceerd terug te vinden. De kennisname van die kunstuitingen heeft een heel directe invloed op Oscar Wilde gehad, die — evenals andere kunstenaars dat hadden gedaan — het bijbelverhaal [3] aan een tamelijk opvallende aanpassing onderwierp, waardoor het zwoel-erotische element van Salome's dans evenals de uitwerking daarvan op Herodes nadrukkelijk op de voorgrond werd geplaatst.
In het verhaal van Flaubert is Salome weinig meer dan een willig werktuig in handen van haar moeder Herodias, maar bij Wilde krijgt haar persoonlijkheid dat sterke element van uitersten — liefde voor en tegelijkertijd haat jegens de kuise Jochanaan (Johannes de Doper), die reinheid en navolging van Christus predikt. En die zover gaat, Salome te vervloeken als ze zijn schoonheid gepassioneerd prijst en hem meedeelt dat ze een kus van hem wil. De afgewezene — hoedt u voor alle door u afgewezenen, van welke der diverse geslachten dezen ook mogen wezen — herhaalt haar — dan dreigende — woorden, die melden dat ze zijn mond zal kussen.

Tomeloze geilheid
Haar arglistige en op dood en verderf uit zijnde wezen slaagt erin Herodes' hoofd op hol te brengen door eindelijk voor hem te gaan dansen, doch daarvoor een prijs te eisen. Aangezien het alles mag zijn, wat ze wenst, heeft Herodes daarmee reeds het doodvonnis van Jochanaan getekend, al doet hij — eenmaal weer op de bodem der realiteit teruggekeerd — verwoede pogingen Salome met zijn meest uitgelezen kostbaarheden van haar voornemen af te brengen, doch het satanische wezen volhardt in haar eis: het hoofd van Jochanaan op een zilveren tablet. Herodes geeft toe en Salome kan haar zeer persoonlijke, tot Thanatos gedegenereerde, Eros uitleven. Haar extreme wellust heeft elke begrenzing verloren en kan alleen nog bevrediging vinden in uitzonderlijke mensonterend-criminele wreedheid — die Salome was toch ook net een machthebber anno nu —, maar daarop beseft Herodes dat er een enorme godslasterlijke daad is geschied en dat vormt dan voor hem de aanleiding om de paleiswacht op te dragen Salome te doden.

Rol van het onderbewuste
Aan het einde van de negentiende eeuw ging het onderbewuste in het wezen van de mens een steeds grotere rol spelen binnen het maatschappelijke gebeuren, en die tendens verbreidde zich snel vanuit de centra waar dit was ontstaan, vooral via de beeldende kunsten, naar tal van andere disciplines, en zo werd al snel in de literatuur de werking van Sigmund Freud en de zijnen merkbaar, evenals die van spiritisten, spiritualisten en van nog zoveel andere stromingen, die alle op een geheel eigen wijze esoterische doelen nastreefden. In de wetenschappen en de pseudo-wetenschappen deed het Onbewuste respectievelijk Onderbewuste zijn intrede en de invloed op schrijvers kon derhalve niet meer uitblijven. Zo vervaagde allengs het belang van feitelijkheden en kreeg het irrationele veelvuldig de overhand.
Oscar Wilde is er met Salome zeker voortreffelijk in geslaagd die elementen te verduidelijken en een heel directe spanningsboog binnen de gepresenteerde handeling op niveau te houden. En door het geheel zich binnen één bedrijf te laten afspelen, wordt tevens de hier zo importante eenheid van plaats en tijd gecreëderd.

Inspiratie
Oscar Wilde's Salome heeft op zijn beurt weer menig ander kunstenaar geïnspireerd. De Duitse componist Richard Strauss (1864-1949) zag er wel een goed muziekdrama in, maar dan wel op basis van een iets gecomprimeerde tekst. In die voorstelling is, vanwege de nadrukkelijk gespannen boog van de dramatiek, dan ook geen pauze ingelast. De eerste opvoering werd in de Semper Oper te Dresden gegeven op 9 december 1905.
Ook in de beeldende kunsten heeft Salome in die periode veel aandacht gekregen. Als eerste in zestien tekeningen van Wilde's tijdgenoot Aubrey Beardsley (1872-1898), en niet te vergeten in de uitbeelding door Gustav Klimt, die zijn Salome ook wel de benaming Judith II had gegeven.
In 1923 de zwijgende film Salome uitgekomen. Onder regie van Charles Bryant spelen Alla Nazimova [4], Mitchell Lewis en Nigel de Brulier. Een saillant detail is allereerst het feit dat voor de rollen nadrukkelijk werd gezocht naar homoseksuele acteurs, als een hommage aan Oscar Wilde. Een tweede is dat de hoofdrolspeelster, die de film tevens produceerde, zelf het toen gigantische budget van driehonderdvijftigduizend dollar inbracht. Helaas sloeg de film niet aan bij het publiek, en dat betekende haar faillissement.

[1] "Hij sprak bijna perfect Frans," vertelde Wilde's goede vriend André Gide later.
[2] Sommige bronnen melden dat de Engelse vertaling van Wilde's hartsvriend 'Bosie' pas een jaar later zou zijn verschenen.
[3] Te vinden in het Nieuwe Testament, in het Evangelie van Mattheüs, Hoofdstuk 14, alsmede in dat van Marcus, Hoofdstuk 6.
[4] Alla Nazimova was een toneelnaam. In werkelijkheid heette ze Miriam Edez Adelaida Leventon. Ze was te Jalta op de Krim geboren in 1879; ze overleed te Los Angeles in 1945. Haar werkzaamheid in de filmwereld is niet beperkt gebleven tot acteren, ze schreef tevens draaiboeken en trad eveneens op de voorgrond als producer.

____________
Afbeeldingen
1. Moderne aankleding van het bijbelse drama Salome.
2. Nadja Michael als Salome in de nieuwste versie, deze keer van David McVicar, sedert februari in The Royal Opera House Covent Garden te Londen.
3. Richard Strauss als jonge man.
4. Gedeelte van het voorplat (bindmateriaal behangselpaper) van de Nederlandse versie door Chr. van Balen Jr.. Deze uitgave — gerealiseerd in 1920 in de reeks Meulenhoff's Kleine Boeken van groote schrijvers — was reeds de tweede druk van deze vertaling.
5. Aurélien Lugné-Poë.
6. Voorplat van een nouvelle édition (1921) van de Trois contes uit 1877 van Gustave Flaubert.
7. Aubrey Beardsley's uitbeelding van het Pauwengewaad (1894) voor Salome van Oscar Wilde.
8. Climax van Wilde's Salome. Aubrey Beardsley's visie op de vervulling van haar wens: het hoofd van Johannes de Doper. Eveneens uit 1894, voor een geïllustreerde versie van Wilde's boek.
9. Alla Nazimova in 1922, gefotografeerd door Maurice Goldberg. Zij speelde de hoofdrol in, en financierde de totstandkoming van, de zwijgende film Salome in 1923.
10. Nadja Michaele in de rol van Salome aan het einde van de voorstelling, als haar bloedige eis door Herodes is ingewilligd.
11. 't Hooft van Joannes. Een afbeelding uit de Printbybel met 246 voorstellingen des Ouden & Nieuwen Testaments. A.D. 1698. De alhier gebruikte reprografische herdruk werd omstreeks 1980 gerealiseerd door Uitgeverij Foresta te Groningen.